Vreugdevol schip
In januari 2019 ontmoet ik dit hunebed voor het eerst. Het is een koude en druilerige dag. Toch word ik heel blij en vrolijk op deze plek. De jonge paarden aan de overkant van de weg zijn nieuwsgierig en speels. Ze rollen in de wei en rennen achter elkaar aan. De grote kale lindenboom hoedt het hunebed met grootmoederlijke zorg. Ook een oude meidoorn beschermt deze plek. Het hunebed staat. Het is compleet in de overgebleven stenen. Het straalt een zekere tevreden blijdschap uit. De volgende dag is het droog en mijn lief en ik gaan terug om nog wat extra foto's te maken. Een leuk gesprek met een wandelaar en vooral: ja, ik voel me daar blij.
In februari zijn we er weer, nu als deelnemers van een groep wichelaars. Er wordt druk om en tussen de stenen gewicheld. De meeste reacties gaan over vrolijk, blij, fijn. Ik spreek uit dat ik het hele gebied als prettig ervaar, vooral de richting van de velden waar de paarden staan. Dit fijne gebiedje reikt tot en met het verderop gelegen ven. De andere kant van het hunebed lijkt niet in deze vrolijke energie betrokken te zijn.
Ik zie een van de wichelaars aan een smalle kant tegen de voorste steen leunen. Dat trekt mijn aandacht. Als ze daar weg is, neem ik er plaats. Zodra ik daar zit, voel ik me op de boeg van een schip. De wind in mijn gezicht, niet alleen letterlijk maar vooral in mijn innerlijke beleving. Ik voel de zee voor me uitstrekken, golvend en wel, op naar de ondergaande zon aan de horizon. Ik schud me uit het beeld. Kijk ik wel naar het westen dan eigenlijk? Iemand in de groep bevestigt dat. Ik ga weer zitten en meteen zak ik terug in het beeld. Ik zit op de boeg van een schip, het is een dodenschip, en het voelt geweldig.
Een andere deelnemer doet zijn onderzoek op die plek. Hij ervaart eenzelfde gevoel, maar hij wil niet alleen op mijn beleving varen. Daarom gaat hij ter vergelijking op het andere smalle eind zitten. Ik ben nog zo onder de indruk van de vreugde die ik voelde op de boeg, dat ik daar nog niet aan gedacht heb. Ik ga naast hem zitten, een grijze zeezeiler en een blonde bomenvrouwe, samen op een dikke stien. We staren over de Drentse akker. Allebei ervaren we een achtersteven, zien we het kielzog, voelen we zee onder het schip.
Op de terugweg naar huis mijmer ik wat na over deze ervaring. Ik heb een aantal hunebedden ontmoet en elk hunebed voelt anders. Hunebedden zijn vast door verschillende mensen of stammen gebouwd, er zijn andere rituelen of intenties geplaatst. Dit hunebed van Balloo voelt voor mij alsof het gemaakt is door een volk dat gelooft in verder reizen na de dood, en die reis is bovendien vreugdevol. Dit dodenschip gebouwd voor geliefde stamleden getuigt daarvan. Dit schip vaart over een zee van liefde, vreugde en goede wensen voor een behouden reis. De wind in de zeilen fluistert over een weerzien, ergens in de onbeschreven toekomst.
CW/20190221
/ | \