De Toverketel van Wijsheid
Er leefde eens een moeder. Ze had twee kinderen: een mooie dochter en een lelijke zoon. De moeder besloot om toverdrank te maken die haar zoon de gave van wijsheid en poëzie zou geven. Niemand zou zich dan nog af laten leiden door de lelijkheid van haar zoon, maar luisteren naar zijn wijsheid. Ceridwen, want zo heette de moeder, gebruikte haar toverketel om de toverspreuk te bereiden. Ze reisde door het hele land om de zeldzame kruiden en ingrediënten te vinden die toverspreuk zouden vervolmaken en ze sprak vele spreuken boven de ketel. Deze Ketel van Wijsheid en Inspiratie moest een jaar en een dag blijven koken.
Als Ceridwen weg was, waren er twee dienaren die voor de ketel moesten zorgen. De ene heette Morda, hij was een blinde oude man die voor het vuur zorgde. De ander was Gwion Bach, een jongeling, die in de ketel roerde. Morda en Gwion hadden strikte opdracht gekregen om heel voorzichtig te zijn: de eerste drie druppels van de toverdrank zouden Alle Wijsheid van de Wereld in zich dragen. De rest van de drank werd daarna vergif.
Na een jaar, op de laatste dag, kwam Ceridwen terug van weer een lange en moeilijke reis om het allerlaatste ingrediënt te vinden. Terwijl ze wachtte tot dit bijzondere kruid oploste in de toverdrank, werd Ceridwen slaperig door de beweging van de lepel in de ketel en overmand door vermoeidheid van al het reizen, viel ze in slaap. Gwion bleef trouw roeren terwijl de toverdrank bubbelde en borrelde. En toen gebeurde het. Kokend spatte een bel toverdrank over de rand van de ketel en drie hete druppels brandden op Gwion’s duim. Gwion schrok en instinctief stak hij zijn duim meteen in zijn mond. Even werd hij duizelig maar al snel realiseerde hij zich met een schok wat er gebeurd was: hij, Gwion, had nu de Alle Wijsheid van de Hele Wereld! Omdat hij bang was wat Ceridwen zou doen als ze erachter kwam dat de toverdrank nu niet meer voor haar lelijke zoon zou werken, vluchtte Gwion het huis uit.
Toen Ceridwen wakker werd en ontdekte wat er gebeurd was, zette ze furieus de achtervolging in. Gwion gebruikte zijn nieuwe magische krachten en veranderde zichzelf in een haas, maar Ceridwen veranderde zichzelf in een hazewindhond en liep snel op hem in. Gwion kwam bij de rivier, en veranderde zichzelf in een zalm, maar Ceridwen veranderde zichzelf in een otter en ze haalde hem bijna in. Gwion sprong uit het water, en veranderde zichzelf in een winterkoninkje, maar Ceridwen veranderde zichzelf in een adelaar en ze had hem bijna te pakken. Wanhopig zocht Gwion naar een uitweg en hij dook in een stapel tarwe en veranderde zichzelf in een graankorrel. Ceridwen veranderde zichzelf in een kip en ze at alle graankorrels op. Inclusief graankorrel Gwion. Toen keerde ze terug naar huis.
Niet lang daarna ontdekte Ceridwen dat ze zwanger was. Ze begreep dat het Gwion was, die daar met alle wijsheid van de wereld in haar buik groeide. Ze nam zich voor om het kind na de bevalling te doden, maar toen ze het jongetje zag, het mooiste baby’tje dat ze ooit had gezien, besloot ze om hem te vondeling te leggen. Ze naaide een grote leren tas, deed het kind erin en liet de tas los in de rivier.
In dezelfde tijd leefde er een stamhoofd, Gwyddno Garanhir, en zijn zoon Elphin zou de grootste pechvogel aller tijden zijn. Nu wilde het geval dat er op het land van Gwyddno Garanhir een dam was, waar elk jaar op de avond voor Beltain enorm veel zalmen gevangen werden. Gwyddno Garanhir besloot die vangst aan zijn zoon te gunnen, opdat zijn zoon het geluk weer aan zijn hand zou krijgen en de pechvloek verbroken werd. En zo ging Elphin op de avond voor Beltain naar de netten om de zalmvangst binnen te halen. Maar wat Elphin ook ving: geen zalm. Net na net na net dat hij binnenhaalde, was leeg. Elphin was nog steeds de grootste pechvogel ter wereld. De mannen die bij Elphin waren, wilden naar het dorp terugkeren. Het was koud en bovendien: zo veel ongeluk bij één man, dat kon alleen maar nog meer pech betekenen. Maar Elphin gaf de hoop niet op ging door tot het laatste net. Ook daar vond hij geen zalm, en de mannen lachten Elphin uit.
Toen Elphin zich wilde omdraaien om naar huis te gaan, zag hij iets in zijn ooghoek. Aan een van de palen van de visnetten zat iets ronds, iets donkers! Elphin liep het koude water in en sleepte een grote leren tas uit het water op de kant. De mannen mopperden dat er nog wel meer pech in zou zitten. Elphin echter maakte de tas voorzichtig open, op zoek naar een schat. Opeens slaakte Elphin een kreet: hij zag het mooiste babytje dat hij ooit had gezien! Het jongetje was zo mooi dat hij wel leek te stralen en Elphin noemde hem Taliesien, wat ‘stralend voorhoofd’ betekent. Op weg naar huis, met het kind voor zich op zijn paard, warm in dekens gewikkeled, zat Elphin nog een beetje triest te denken dat hij nou nog steeds geen zalmen gevangen had en hoe hij dan zijn pech moest doorbreken. Opeens begon Taliesin te praten, wat zeg ik, hij begon meteen te dichten! Hij vertelde Elphin dat Elphin geen pechvogel meer zou zijn en dat Taliesin voor het geluk zou zorgen.
En zo gebeurde het. Elphin ap Gwyddno werd de gelukkigste man ter wereld.
En Taliesin?
Hij was en is de grootste bard ter wereld. Er wordt gezegd dat hij de eerste harpist en grote adviseur was van Koning Arthur en dat hij de vader was van Merlijn, de grote tovenaar. Nou, dan weet je het wel!
CW/201512+201906
Vrij naar the Tale of Taliesin
Artwork: Jac Jones?